Mijn Opa Jan Blok verteld:
(übermittelt von Kees Blok)

"De jaren '30 waren erg moeilijk voor de Nederlandse bevolking, er was veel werkloosheid en veel mensen hadden armoede maar we waren wel vrij!!. Er waren van de bevolking mensen die Duitsgezind waren, omdat ze dachten dat het daar beter zou worden. Duitsland bezette Polen en toen was het hier mobilisatie. Ons land was neutraal, Duitsland zou ons niet aanvallen maar 10 Mei 1940, viel het Duitse leger ons land binnen. In het begin ging het nog wel maar het werd al maar grimmiger. Ze roofden met treinen vol ons land leeg, op de wagons stond "GIFTEN UIT HOLLAND".

Er waren werklozen die vrijwillig in Duitsland gingen werken maar op den duur werd het dwang. Er moesten hele lichtingen jongens van 19 tot 20 jaar en werklozen in Duitsland gaan werken. Ik moest begin Juli 1943 naar Straatsburg, maar vroeg uitstel aan en kreeg 2 weken verlof, maar 17 Juli 1943 moest ik toch weg. Het afscheid van je ouders en familie was emotioneel. We zaten midden in de oorlog en wisten niet of ze je ooit terug zagen. We moesten op het station gereed staan want het was een trein vol jongens uit Zeeland. Je nam een paar koffers met kleren en dekens mee, en ook wat eten voor onderweg. We moesten naar Hamburg, maar moesten overal jongens ophalen Rotterdam, den Haag, Amsterdam en dan met een volle trein richting Duitsland.

Het eerste station was Bentheim 's nachts om 1 uur. We moesten de trein uit en werden aangesproken door zo'n Nazi. We kregen een stuk brood en weer de trein in richting Osnabruck, het was toen 4 uur in de morgen. Om 7 uur kwamen we aan in de stad Bremen, toen verder naar Hamburg. We moesten met de trein verder naar Glinde over het Keizer Wilhelm kanaal. Het was in Glinde een doorgangskamp, vandaar werden we over Duitsland verspreid. Na de overnachting in een schuur, omdat we niet in dat kamp wilden slapen (wegens ongedierte) werden we afgevoerd naar Hamburg, dat ging met bussen. We werden ondergebracht in een groot kamp bij een grote fabriek, waar ik 2 jaar gewerkt heb.

Het lager of kamp was een houten gebouw (barak) met in het midden een gang en aan weerszijden kamers. In elke kamer waren ongeveer 16 jongens. Allerlei nationaliteiten waren er vertegenwoordigd, Russen, Polen, Fransen, Belgen en Hollanders. We bleven als Zeeuwen veel samen, als we vrij waren en ook in de barak. Het eten in het begin was tamelijk, 4 ons brood en ' s middags warm het was niet smakelijk, maar je bleef er van in leven. Het was alles op bonnen waarvoor we kaartbonnen kregen maar we moesten ze wel zelf betalen.

Ik werd te werk gesteld in de fabriek naast het lager. Het was een metaal fabriek voor het maken van oorlogsmateriaal. Ik werd geplaatst in hal no. 6, en zo waren er wel 25 hallen. Het werk wat ik deed was aan een draaibank, het werden krukassen voor vliegtuigen. Ik moest dat leren bij een Duitse man en die zei "Jongen doe je best en probeer het te leren, dan hoef je 's nachts nooit te werken" het was van 's morgens 7 uur tot 's middags 3 uur en zondags vrij. In die 2 jaar dat ik er gewerkt heb, heb ik enkele zondagen moeten werken. Ondanks alles was het mooi werk.

Ik was een maand in Hamburg en toen werd het zwaar gebombardeerd. Het was altijd 's nachts dat de Engelse bommenwerpers bombardeerden, meestal om de andere nacht. Het was Augustus 1943 's nachts moesten we in de schuilkelder, als het vooralarm begon waren de vliegtuigen boven Zwolle. Als het dag was en er werd alarm gemaakt moesten we de machines stil zetten en het veld in. Er waren loopgraven gemaakt en daar moesten we overdag in. Het lager en de fabriek was 15 km. Van Hamburg verwijderd, en lag helemaal in de bossen. Toen Hamburg plat gegooid werd kwam bij ons de zon niet door en was het een mist van stank.

Ik moest af en toe naar Hamburg om een pakket af te halen wat ze van thuis gestuurd hadden. Ik moest dan met de trein, maar moest eerst 3 km. lopen en dan terug ook weer. Die pakketten sturen van thuis was een hele aanvulling op het eten, maar na 1 jaar kon dat niet meer. De post was uitgevallen toen Zuid Nederland bevrijd was, dus hoorden we niets meer van thuis. We waren wel eens moedeloos als we zo in de barak zaten en over thuis praten, na een jaar verlang je naar thuis maar dat zou nog een paar jaar duren. Het werd erg eentonig en ook angstige tijden vooral met die bombardementen. Het ging te lang duren. We konden de berichten alleen van Duitse kant beluisteren, en dat was toen nog Duitsland wint aan alle fronten. Het Duits spreken en verstaan dat leerde je vlug omdat je op het werk niets anders hoorde praten. Als je het lager en de fabriek in en uit ging moest je altijd je bewijs tonen, evenals met ontvangen van je salaris. Maar het was wel zo dat het opging aan eten en huur en bewoning, dus hield je niet veel meer over.

Op 4 oktober 1944 was er een zwaar bombardement op het lager van brandbommen, en een legeropslagplaats werd gebombardeerd met brisantbommen. Op de middag is dat gebeurd en toen ik om 3 uur uit de fabriek kwam was het een puinhoop, je was in een ogenblik alles kwijt, je kleren, je dekens en alles wat je bezat. Ik had een blikken naaidoosje mee genomen van thuis met naalden en garen een schaar, waarvan het schaartje en doosje nog te vinden was. Toen moesten we in noodbarakken, maar wel met 30 man op een kamer, heel ongezond vanwege de strenge kou en slechte eten, geen schone kleren meer, geen water, geen zeep (wel veel ongedierte). De fabriek was niet beschadigd het werk ging gewoon door. Maar het werd minder met eten nog 2 ons brood per dag en watersoep. Sommige jongens kregen zwerende benen.

We mochten in onze vrije tijd nog wel het kamp uit en gingen de dorpjes in en aan de bevolking vragen of we wat konden werken voor eten, want hun mannen en zonen waren militair aan het front. Ik ging een dorpje in en vroeg aan een Duitse of ik wat werk kon doen voor wat eten. Het was avond en moest morgen maar eens terug komen, dat deed ik en kon in de tuin werken. Het was in het laatst van Oktober 1944, en tot de bevrijding heb ik bij haar in de tuin gewerkt als ik vrij was. Ze was wel fanatiek, want ze bracht de Hitlergroet. Ik kreeg eten en een jas en schoenen van haar. Ze was goed voor me, maar ik ging naar huis verlangen.

Tegen de bevrijding werden sommige jongens ziek van ondervoeding en er zijn er naar huis gemogen, maar waren doodziek en overleden dan thuis. Ook zijn er in de ziekenhuisbarak overleden. We gingen erg om het einde van de oorlog en de bevrijding verlangen. In April (als het 's nachts stil was) konden we de kanonnen horen en dat kwam steeds dichterbij, dan zeiden we tegen elkander, we hopen dat het doorgaat, en ja op 4 Mei's middags werden we door de Canadezen bevrijd. Ze stopten en deelden sigaretten uit. Er waren Franse krijgsgevangenen waar ze een gesprek mee hadden. Het was een opluchting dat we bevrijd waren, want we mochten voordien in geen 2 weken het kamp uit, en leden veel honger.

Na die bevrijding ging ik terug naar die mevrouw en heb daar nog geslapen, want er werd door sommige jongens (vooral Russen) die veel honger geleden hadden geschoten en geplunderd. Die mevrouw zei; "Er is een opvangcentrum van de Engelsen die met legerauto's jongens vervoerden naar huis. Ik ben te voet gegaan en kwam in Reinbeck (vlak bij Hamburg) s avonds aan, waar we een nacht verbleven en de andere dag op transport richting Soltau, waar we moesten wachten tot die kazerne vol was en dan ging het met een hele colonne verder. In Soltau moesten we wel 10 dagen blijven. Het was toen Pinksteren. We zijn daar ontluisd en het was een fantastisch gevoel geen jeuk meer te hebben. Er waren daar mensen uit concentratie kampen die door Engelse Rode kruis militairen op beide armen naar binnen werden gedragen in het hospitaal die soms maar 30 of 40 kilo wogen uitgemergelde patiënten. Het was een vreselijk gezicht.

We gingen weer op transport naar Solingen waar we 2 dagen bleven, iedere morgen kwam er een boer die melk en eieren bracht die we zo opdronken, we hadden allemaal honger geleden en waren niet te verzadigen. We reisden verder naar Rheine wat een grensplaats was en zagen borden richting Enschede, de eerste Hollandse naamborden na 2 jaar. Vervolgens naar Assen waar we sliepen tussen pakken stro in een kazerne. Van Assen naar 's-Hertogenbosch voor die jongens die boven de grote rivieren woonden de andere moesten wachten tot ze naar huis konden wegens het ontstaan van epidemieën boven de rivieren omdat daar zoveel honger geleden was in die winter. Na een nacht in 's-Hertogenbosch de trein op tot Bergen op Zoom. (verder reden de treinen nog niet, omdat de Kreekrakdam vernield was). Er waren vrachtauto's om verder naar huis te komen.

Ik mocht na 2 jaar weer thuis komen terwijl andere jongens hun leven er hebben gelaten. Het is nu meer dan 50 jaar geleden, maar de verschrikkingen komen soms 's nachts terug. We mogen God wel dankbaar zijn dat we nu in vrede mogen leven."